Gedichten
De dood in Ngawi
de dood in Ngawi was een zachte dood,
die onder schijn van dikte in de benen
Opklom, het bloed deed blauwen in de venae
En iets van bot uit al de tanden bloot
Liet komen als de mond niet goed meer sloot.
Het vel leek soms al van het been doorschenen
En de ogen keken maar en werden groot,
Te groot om bij dit doodgaan nog te wenen.
Bij elke uitvaart dacht je aan het vreten
Dat vrijkwam, al boog je dan ook het hoofd
Om aan eerbied niet te zeer te wrikken.
Bestaan bestond uit eten en vergeten
En scheen aan God en mededief ontroofd.
Eerst lang na Ngawi kon je om de doden snikken.
G.J. Resink, uit: Kreeft en Steenbok, 1963
© Kunstwerk Jan Grootenhaar
|
Gedicht binnenkort...
|
|
|