6 mei 2005
Open brief aan de Minister President Dr. J.P. Balkenende
Nederlands openstaande rekening
Aansprakelijkheid ligt niet bij Japan
Dit jaar is het jaar van het zestig jarig jubileum van de Bevrijding. Maar ook van de Miskenning. Groepen in de naoorlogse Nederlandse samenleving,
van wie het oorlogsslachtofferschap over het hoofd werd gezien. Voor wie het naoorlogse rechtsherstel als gevolg van de politieke
omstandigheden nauwelijks van de grond is gekomen. Ondanks de jarenlange strijd van de betrokkenen en hun organisaties.
In 2001, een halve eeuw na de internationale ontrechting van de vervolgingsslachtoffers van Japan, werd een organisatie opgericht onder de
naam Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp. SVJ heeft als doelstelling de Nederlandse regering eraan te helpen herinneren dat er nog
steeds een rekening open staat. Wordt het na zestig jaar niet eens tijd om deze rekening voor goed te vereffenen? Niet de Japanse, maar de
Nederlandse regering heeft de financiële aansprakelijkheid ten opzichte van de voormalige Vervolgingsslachtoffers van de Japanse
concentratiekampen (1942-1945).
Voor de laatste keer hebben kampslachtoffers zich georganiseerd om die erkenning af te dwingen.
In tegenstelling tot de zusterorganisatie Japanse Ereschulden (JES) richt SVJ zich uitsluitend tot de Nederlandse regering, want het is de
Nederlandse regering geweest, die haar “ereschulden” nog niet heeft afgelost. Schulden die de Nederlandse regering op zich genomen heeft met
de ondertekening van het Vredesverdrag van San Fransisco in 1951. Daarmee werden haar gedupeerde staatsburgers nadrukkelijk het recht
ontnomen op compensatie en schadevergoeding van de veroorzakende partij, Japan. De reden was dat de regering van de Verenigde Staten,
die na de capitulatie van Japan (15 augustus 1945) in Zuidoost AziÎ de regie in handen had, van mening was dat Japan zo snel mogelijk een
economische macht van betekenis moest worden om als betrouwbare buffer te dienen tegen het toen snel opkomende communisme (China,
Noord Korea).
De ondertekening van het geallieerde Vredesverdrag met Japan had echter de consequentie dat de zwaar gedupeerde Nederlandse staatsburgers
uit het voormalig Nederlandsch Indië werden beroofd van hun constitutionele rechten op compensatie en herstelbetalingen. Dus had de Nederlandse
regering die verplichting zelf op zich moeten nemen, zoals zij dat wel voor de Nazi-slachtoffers heeft gedaan. De materiële verliezen, de onbetaalde
salarissen en pensioenen: ze werden met de Soevereiniteitsoverdracht (december 1949) aan Indonesië overgedragen, omdat de nieuwe republiek
werd beschouwd als de juridische erfopvolger van het Nederlandsch Indisch Gouvernement. Indonesië bedankte in 1950 voor de aansprakelijkheid
voor het rechtsherstel van de slachtoffers van de Japanse bezetting en schoof die terug naar Nederland. Niet onbegrijpelijk. Het ging immers om
Nederlandse en niet om Indonesische staatsburgers.
In een toespraak tot de leden van de Tweede Kamer heeft de toenmalige premier, Dr.Willem Drees, erop gewezen, dat de aansprakelijkheid van
de Nederlandse staat jegens de totaal berooide slachtoffers van de Japanse bezetting in ieder geval op morele gronden diende te worden aanvaard.
Vervolgens is er nooit actie ondernomen om die morele aansprakelijkheid in een wettelijke regeling om te zetten.
Vóór de inval van Japan (11 januari 1942) moesten ze op hun post blijven als getuigenis van trouw aan Koningin en Vaderland. Na 3 1/2 jaar in
concentratiekampen te hebben doorgebracht, mochten ze in 1946/47 als vluchtelingen en evacuès – op eigen kosten – voor een tijdelijk verblijf
naar Nederland overkomen om te herstellen van de verschrikkingen, de uitputting en de gevolgen van langdurige uithongering. De
bestuursambtenaren, leerkrachten, mensen werkzaam bij de overheid, in de volksgezondheid, bij de nutsbedrijven, in het bedrijfsleven, als kleine
zelfstandige of in de zelfstandige beroepen. Ze moesten vervolgens terug naar Indië om mee te werken aan de wederopbouw. Vervolgens
werden ze door onhandige manoeuvres van de Nederlandse regering gedwongen IndonesiÎ te verlaten; hun werkland, geboorteland, land waar
hun roots lagen. Maar ook toen trok de Nederlandse regering de handen van hen af. Zelfs de morele verplichtingen waren uit het politieke
geheugen gewist.
De Nederlandse regering – ook de huidige - kan een voorbeeld nemen aan landen als Engeland, Canada, Australië, Nieuw Zeeland, Noorwegen,
die in 2000/2001 – als plaatsvervangers van Japan - alsnog hun voormalige vervolgingsslachtoffers van vaak dezelfde Japanse concentratiekampen
in Indië en andere delen van Zuidoost AziÎ, een adequate finale uitkering hebben betaald. Niettegenstaande het feit, dat ze in het verleden
(jaren 50) al eens schadevergoedingen en compensaties voor materiële verliezen en inkomstenderving hadden geregeld.
Bij de Nederlandse regering staat nog steeds een rekening open.
Het zestig jarig jubileum van de Bevrijding is een unieke gelegenheid om die open rekening nu eindelijk eens te voldoen. Niet alleen vanuit een
morele aansprakelijkheid. Dat is in het verleden veel te vrijblijvend gebleken Maar vooral vanuit een volkenrechtelijke, een staatsrechtelijke en een
constitutionele verplichting ten aanzien van Nederlandse staatsburgers. De Universele Rechten van de Mens zijn immers ook van toepassing op alle
Nederlandse staatsburgers; zelfs die uit de voormalige kolonie Nederlandsch Indië,
SVJ maakt er werk van.
Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp
Drs. Jan A.J. de jong
voorzitter SVJ
Lilian Sluijter
Algemeen Secretaris SVJ
Website: www. svjappenkamp.nl
e-mail: info@svjappenkamp.nl
SVJ is in 2001 opgericht door kampers voor kampers
met als doel de NL staat aan te spreken op haar volkenrechtelijke aansprakelijkheid jegens de Vervolgingsslachtoffers van de Japanse
concentratiekampen uit het voormalige Rijksdeel in de Oost.
<< Terug
|
|