Ongelijke behandeling...
slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede en slachtoffers van het ‘Japanse vuurwerk’
Slachtoffers van de Enschedese vuurwerkramp die blijvend lichamelijk of psychisch letsel hebben opgelopen, krijgen een
vergoeding van maximaal 120.000 euro. Ook door de verzekering niet gedekte kosten en inkomensderving worden vergoed.
Aldus een bericht in het NRC/Handelsblad van 6 februari 2002.
Alhoewel er voor de Enschedese slachtoffers nog wel een aantal mitsen en maren te overwinnen zijn, staat de schaderegeling
voor deze slachtoffers in geen enkele verhouding tot die voor de vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen. Na 55 jaar
was de regering alleen maar bereid tot een Gebaar(tje) van 1.361 euro per persoon. Maar dat Gebaar is geen schadevergoeding
voor lichamelijk of psychisch leed, het totale verlies van have en goed of inkomstenderving. Het Gebaar kan alleen worden
beschouwd als een officiële spijtbetuiging van de zijde van de Nederlandse regering voor de ‘ bureaucratische kille
ontvangst’ en het feit dat de gerepatrieerden en de geëvacueerden indertijd aan hun lot werden overgelaten. Zit de
schadeloosstelling dus nog in het vat?
Evenals bij de Enschedese slachtoffers van de vuurwerkramp is er sprake van een controverse over de aansprakelijkheid van
de regering. De regering heeft in de kwestie Enschede bewust de term ‘smartegeld’ niet willen gebruiken omdat, volgens de
voorzitter van de Commissie Van Lith de Jeude, ‘dat namelijk wordt geassocieerd met aansprakelijkheid’. En die heeft de
regering in de kwestie Enschede niet.
In hoeverre kan de Nederlandse regering aansprakelijk gesteld worden voor de geleden schade van Vervolgingsslachtoffers
Jappenkamp? En is er wel sprake van ‘geleden schade’?
De Nederlandse regering is daar kennelijk nog steeds niet van overtuigd. Ze wil dus een onderzoek. In opdracht van minister
Borst wordt door het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie) door niet minder dan 25 personen op dit moment
een onderzoek verricht naar ‘de herschikking van de Indonesische samenleving in de periode 1930-1960’. Een historisch
onderzoek dat maar liefst vier jaar gaat duren. Dat tegen de tijd van de afronding, conclusies, besluitvorming en
(eventuele) implementatie de gemeenschap van de vervolgingsslachtoffers alweer behoorlijk zal zijn uitgedund, ligt voor de
hand.
Aansprakelijkheid
‘Rechtsherstel had van de Japanse regering moeten komen en niet van de Nederlandse’, meent Jan Kees Wiebenga, voorzitter
van de Stichting Het Gebaar.
Na de jarenlange juridische pogingen van JES (Stichting Japanse Ereschulden) zal het iedereen wel duidelijk zijn geworden,
dat de Japanse regering zich niet aansprakelijk wenst te beschouwen. Daarbij kan ze zich beroepen op het Vredesverdrag
van San Francisco, dat in 1951 door de geallieerde landen, inclusief Nederland, werd geratificeerd en ondertekend. Dat
verdrag regelde onder meer dat door de benadeelde landen en individuele slachtoffers zou worden afgezien van schadeclaims,
toen en in de toekomst. Is het dan niet verantwoord om te stellen, dat de Nederlandse regering met de ondertekening de
aansprakelijkheid van de Japanse regering ten opzichte van de Nederlandse vervolgingsslachtoffers automatisch voor eigen
rekening had genomen ?
Op 7 december 1941 heeft de Nederlandse regering in ballingschap (Londen) namens Nederlandsch-Indië de oorlog aan Japan
verklaard, samen met de geallieerden. Hieruit volgt, dat Nederlandsch-Indië gedwongen was de strijd tegen Japan aan te gaan,
waarop het niet was voorbereid noch voldoende bewapend. Met alle gevolgen van dien voor de Nederlandse burgers, waartegen
direct na de capitulatie door de bezetter de nodige maatregelen werden genomen, die niet verschillen van die van de Nazi’s
ten opzichte van de Joden en Zigeuners. Een jaar later was het de Nederlandse regering in ballingschap uit en te na bekend
dat alle Nederlandse burgers en militairen in gevangenkampen verbleven, en dat hun positie weinig rooskleurig was.
Dat blijkt uit de toespraken van Koningin Wilhelmina via Radio Oranje vanuit Londen. Hier een aantal quotes uit de bundel:
De Koningin sprak….. Radiotoespraken en proclamaties van H.M. Koningin Wilhelmina 1940-1945.
7 december 1941 (RADIO ORANJE)
... Wij hebben geen oogenblik geaarzeld ons onmiddellijk in den “strijd te werpen en onze bondgenoten, wier zaak ook de
onze is, te hulp te snellen...
17 october 1942 (RADIO ORANJE)
“Sprekende over de eenheid van ons volk, gaan onze gedachten uit naar “onze onderdrukte en lijdende rijksgenooten in
grooter Nederland onder “de keerkringen…..”
31 december 1943 (RADIO ORANJE)
“Landgenoten en Rijksgenoten,
“In de eerste plaats allen in Nederlandsch-Indië……………uw trouw en standvastigheid zullen zonder twijfel bij de bevrijding,
die zeker komen zal, hun welverdiende belooning vinden…..”
Ook de oorlogsverklaring van de Nederlandse regering maakt haar aansprakelijk voor de gevolgen voor haar onderdanen in
het Rijksdeel.
Wat waren die gevolgen?
“Degenen, die spoedig (na de capitulatie) werden geïnterneerd, verloren met één slag vrijwel hun hele bezit”.
“De Japanners volgden bij hun maatregelen om de vijandelijke burgers “(lees: de Europeanen of ‘geallieerde burgers’) tot
armoede te brengen steeds hetzelfde grondpatroon. Men ontsloeg hen allen uit het werk, zowel ambtenaren als particuliere
medewerkers (p.56), pensioenen werden niet uitbetaald noch hun saldi op banken en spaarbanken.
“Bij het bezetten van een gebied sloten ze (de Japanse bezetters) onmiddellijk de banken en spaarbanken. (Alleen
Indo-Europeanen mochten later kleinere bedragen opnemen, p.75). Op Java moesten de Nederlandse burgers bovendien
registratiegelden en extra oorlogsbelasting betalen.
“De verarming werd verder in de hand gewerkt door het invoeren van een nieuwe munteenheid (Op de papieren coupures stond:
De Japansche “Regeering betaalt aan toonder…..) met een onvoordelige koersberekening.
In het hele (bezette) gebied zette bovendien al spoedig “een ontzaglijke devaluatie in (het Japans-Indische geld was geen
officiëel erkende valuta en had geen enkele dekking).
“Na het geld volgde de goederen. Zaken (lees: ondernemingen) van geallieerden werden geconfisqueerd, hun brandkasten
verzegeld, hun auto’s in beslag genomen en ze werden uit hun woningen gezet. Deze uitzetting geschiedde altijd onverwacht.
De betrokkene kreeg vaak niet meer dan 24 uur de tijd om zijn persoonlijke bezittingen te pakken. Het roerend goed
(meubelen e.d.) en de kostbaarheden werden verkocht of naar Japan verscheept. Verkoop van onroerende en roerende goederen
werd “aan vijandelijke onderdanen (= Europeanen) verboden. In de kampen moesten de geïnterneerden hun eigen kampinrichting
en levensonderhoud betalen”.
Aldus een zeer uitgebreid onderzoek door D. van Velden: De Japanse Interneringskampen voor Burgers gedurende de Tweede
Wereldoorlog, 1963, Uitg. Wolters.
Het onderzoek dat in opdracht van minister Borst ter hand is genomen en dat 2,4 miljoen euro kost is een aardige opsteker
voor het NIOD en de 25 onderzoekers/sters. Alleen is het onderwerp: De herschikking van de Indonesische samenleving
nauwelijks relevant als basis voor de herstelbetalingen van de Nederlandse vervolgingsslachtoffers van de Japanse bezetting.
In een artikel in het NRC/Handelsblad van 1 september 2001 wordt gemeld “dat de Nederlandse regering in 1956 Japan toch
wist te bewegen tot herstelbetaling aan privé-burgers ten bedrage van 10 miljoen gulden”. Dit berust waarschijnlijk op
een misverstand. Volgens een andere bron had de Nederlandse regering in ballingschap dit bedrag via Zwitserland aan de
Japanse bezetter in Nederlandsch-Indië betaald voor voedsel en medicijnen ten behoeve van de kampslachtoffers. Dit bedrag
schijnt echter door Japan in beslag te zijn genomen voor eigen gebruik. Ook in het Inventarisatierapport
Haalbaarheidsonderzoek Indische Tegoeden van 31 augustus 2000 wordt vastgesteld, dat in de door Japan bezette gebieden
sprake is geweest van roof. Roof van de bank- en spaartegoeden; roof van roerende en onroerende goederen en kostbaarheden.
Alles om ingezet te worden voor de oorlogvoering.
Voor de Enschedese slachtoffer van de vuurwerkramp valt het niet te hopen, dat ze ook 60 jaar moeten wachten op
herstelbetalingen.
8 februari 2002
Lilian Sluijter
Lid Support Groep SVJ
<< Terug
|
|
|