Bestuurslid Stichting Gebaar.
Postbus 20018
2500 EA Den Haag.
Betreft : Reactie op Telegraaf – bericht ddo 6 maart 2002 “Geen nabetaling Indië -uitkering”.
Geachte Mevrouw Meijer,
In het hierboven vermelde krantenbericht stelt U, dat “de overlevenden uit Nederlands – Indië recht op duidelijkheid
hebben “. Deze uitspraak onderschrijven alle oorlogsgetroffenen (!) en zou in feite ook gerealiseerd dienen te worden,
en niet uitsluitend omdat , zoals U het stelt, “vrijdagochtend 8 maart a.s. bij het Indisch monument in Den Haag de
capitulatie van het KNIL wordt herdacht”.
Voor deze door U gewenste duidelijkheid wilde ik Uw aandacht vragen.
Op 1 februari 2001 was U aanwezig op een speciaal belegde bespreking in Den Haag,tussen enerzijds Minister Borst, de Heer
Middel en Mevrouw Giskes, en anderzijds ontevreden groeperingen van oorlogsgetroffenen, waaronder het actie - comité van
de Heren Stolk en Rasch (als vertegenwoordigers van vele duizenden sympathisanten ). Ik was daar persoonlijk ook bij
aanwezig.
Door alle oorlogsgetroffenen is toen duidelijk te kennen gegeven, dat zij het Indisch Platform (IP) niet als representatief
beschouwden voor de oorlogsgetroffenen, aangezien de meeste sprekers eerst kort tevoren op de hoogte waren van het
bestaan van het IP en andere sprekers benadrukten, dat hun groepering door het IP afgewezen was.
U trok toen de onbekendheid van het IP bij de oorlogsgetroffenen sterk in twijfel zonder dat U het met bewijzen over
bekendmakingen van het IP kon weerleggen!
De Heer Middel en Mevrouw Giskes hebben toen medegedeeld, dat ook zij vele reacties hadden ontvangen, die hen deden
twijfelen aan de representativiteit van het Indisch Platform. Desalniettemin deelde Mevrouw Borst toen mede, dat zij
al vele jaren in gesprek was met het IP en dat zij niet van plan was daar verandering in aan te brengen.
U stelt in het artikel, dat verschillende groepen oorlogsslachtoffers niet met elkaar mogen worden vergeleken en dat
het laag uitgevallen bedrag te wijten is aan de onderlinge verdeeldheid in de Indische gemeenschap , die te laat te
kennen zouden hebben gegeven, dat zij zich niet vertegenwoordigd voelden door het Indisch Platform. Het laatste is,
gelet het hierboven vermelde, dus kennelijk niet het geval.
Er zijn voldoende signalen hiervoor afgegeven !
Als U het heeft over verdeeldheid in de Indische gemeenschap, dan dient U zich te realiseren, dat voor het maken van
juridisch verantwoorde substantiële vergelijkingen met andere groeperingen vervolgingsslachtoffers (ex-gevangenen),
er helaas onderscheid moet worden gemaakt tussen mensen, die wel en niet in Japanse kampen hebben gezeten. Het
samengaan van de hele Indische groepering zou in juridisch opzicht geen vergelijkingen met andere
vervolgingsslachtoffers (geďnterneerde Jappen in Amerika, Nederlandse - en geallieerde krijgsgevangenen en burger
– geďnterneerden van de Japanse bezetter, Joden en Zigeuners) mogelijk maken.
Het door U gebezigde woord “verdeeldheid” is derhalve een zwaar beladen woord, dat kennelijk door de Nederlandse
Overheid maar al te graag aangegrepen wordt, om een “verdeel en heers”- politiek aan te wenden!!
Het tweede facet van de door U aangestipte duidelijkheid, betreft de grote discrepantie, welke er nog steeds bestaat
in de formulering van Het Gebaar. Het Indisch Platform houdt zich, tegen elk beter weten in, vast aan de formulering,
dat Het Gebaar uitsluitend bedoeld is voor de kille en koele ontvangst en dat het uiteindelijk definitieve
rechtsherstel nog moet komen, n.l. zo gauw het breed historisch onderzoek (met daarin de aspecten van het Indisch
rechtsherstel) zal zijn afgerond. De Stichting Het Gebaar (waarin een Landsadvocaat zitting heeft) geeft in haar
brochure de volgende formulering: “De regering maakt Het Gebaar vanwege vermoedelijke tekortkomingen in het naoorlogs
rechtsherstel “, dus niet als een voorlopig voorschot op het nog te verwachten definitieve rechtsherstel. De
betrokkenen zouden het ten zeerste op prijs stellen, indien beide onderhandelende partijen zouden komen tot een
eensluidende formulering van Het Gebaar !
Deze nog steeds aanwezige discrepantie in formulering is voor mij aanleiding geweest om (reeds vanaf december 2000)
pogingen in het werk te stellen, om inzage te verkrijgen in de notulen van de gevoerde besprekingen. Beide
gespreksgroepen (zowel het IP als de Nederlandse Overheid) zijn tot op heden niet bereid gevonden, deze notulen
te verstrekken. Het mijnerzijds beroep doen op de wet Openbaarheid van Bestuur, resulteerde in een aan mij gerichte
oproep, mijn argumenten - ter verkrijging van de notulen - voor te leggen aan een neutrale Hoorzitting–commissie.
Deze heeft mijn verzoek inmiddels gegrond verklaard. Minister Borst kon zich evenwel niet vinden in deze gegrond
verklaring en verwijst mij naar de Arrondissement - rechter. Zoals U ziet ontbreekt er heel wat aan openheid čn
duidelijkheid en niet in het minst bij politiek Den Haag !
Ervan uitgaande, dat U op de hoogte bent van het door de Nederlandse Overheid niet vrij willen geven van de notulen
van de gevoerde besprekingen, neem ik aan dat waar U van mening bent, dat de Indische gemeenschap recht op
duidelijkheid heeft, U bij onze regering Uw invloed zult willen aanwenden tot het alsnog doen verstrekken van deze
notulen.
Recapitulerend, kom ik na het lezen van het krantenbericht “Geen nabetaling Indië -uitkering” tot de volgende conclusies:
- De in oorsprong reeds minimale individuele uitkering van fl. 3500.-, die de Nederlandse overheid als individuele
uitkering aan de Indische Gemeenschap meende te moeten verstrekken vanwege een vermoedelijke tekortkoming in het
naoorlogse rechtsherstel, zal door het grote aantal aanvragen waarschijnlijk nog minder worden, waardoor een nog
grotere geldelijke tegenstelling gevormd zal worden ten opzichte van de fl. 17000, die door de overheid reeds aan
Joden en Zigeuners is uitgekeerd.
- Wanneer Het Gebaar vergeleken wordt met de uitkeringen, die door de geallieerde bondgenoten aan hun
vervolgingsslachtoffers zijn uitgekeerd - deze liggen in de orde van fl.30 000.- ŕ fl. 40 000.- - kan slechts de
conclusie worden getrokken, dat bij het internationaal bekend worden van dit feit, de Nederlandse overheid –
internationaal gezien – zich zou moeten schamen voor de geringe aalmoes, waarmee zij haar oorlogsslachtoffers afscheept.
- Zowel de Nederlandse Overheid als het Indisch Platform, dat nota bene claimt de vertegenwoordiging te zijn van de
Indische Gemeenschap, hebben uitgemunt in geheimzinnigheid en onduidelijkheid ten aanzien van het onderling besprokene.
- Uw opmerking , Mevrouw Meijer, over verdeeldheid in de Indische gemeenschap deel ik niet, evenmin dat deze
onderlinge verdeeldheid oorzaak zou zijn van de relatief lage uitkering. De Joden konden gebruik maken van hun
almachtige lobby in de Verenigde Staten van Amerika. Het ondemocratisch gevormde IP (destijds op aanwijzing van de
Heer Lubbers samengesteld ) heeft de belangen van de Indische gemeenschap zeer slecht behartigd ! Van de afgesproken
terugkoppeling naar de achterban, om het voorlopige akkoord met de overheid ddo. 12 december 2000 te doen goedkeuren,
is in het geheel geen sprake geweest!
- Ik bestrijd, dat diverse Indische groeperingen te laat zouden zijn gekomen met de boodschap, dat zij zich niet
vertegenwoordigd gevoelden door het I.P. Vele duizenden reacties , waaronder die van ondergetekende, hebben de
voormalige voorzitter van het IP, de Heer Boekholt, hieromtrent geďnformeerd. De politiek, waaronder Uw VVD, heeft
aan de afgegeven signalen van tegenhangers geen gehoor willen geven. Op 8 februari 2001 hebben alle politieke partijen
zich zonder uitzondering achter de voorstellen van de Ministers Borst en Zalm geschaard. Op vragen van diverse daarbij
aanwezige parlementariërs , over eventuele, toekomstige vervolguitkeringen werd door de Heer Zalm (uitgezonderd een
enkele individuele claim met overtuigende bewijzen) afwijzend gereageerd !
Naar zijn zeggen valt er in de toekomst dus in het geheel niets meer te verwachten ! Het zou zinvol zijn, als ook dit
standpunt door de Nederlandse Overheid bevestigd zou kunnen worden. Zulks in het kader van de duidelijkheid waar,
volgens uw woorden, oorlogsgetroffenen recht op hebben !
Conclusie:
Aangezien de politieke kanalen verstek hebben laten gaan, de oorlogsslachtoffers een rechtvaardig en internationaal
vergelijkbare uitkering te doen toekennen, zal er voor het verkrijgen van gerechtigheid derhalve geen andere
mogelijkheid meer open zijn, dan dat de betreffende Indische vervolgingsslachtoffers (ex- gevangenen van Jappen)
hun inspanning bundelen , teneinde de Nederlandse Overheid juridisch aan te spreken op gelijkberechtiging ten opzichte
van andere groeperingen van vervolgingsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.
Ik dank U voor Uw aandacht en zie Uw reactie gaarne tegemoet.
Hoogachtend,
Ir. A.E.Klaij.
Koningshof 74
2641 GV Pijnacker
|