juli 2002 Joodse of Indische Nederlanders?
Amstelveens Nieuwsblad, Amstelveen- december 2000
Thea Hordijk, Batavia/Amstelveen
De Commissie Van Kemenade heeft haar rapport gepubliceerd over het ‘rechtsherstel’ van de Joodse slachtoffers van de
holocaust. Het is het zoveelste rapport en er ontbrandt de zoveelste discussie over de ‘genoegdoening’, over het geldbedrag
waarop de Joodse nabestaanden recht menen te hebben. Maar dat zal nooit genoeg zijn, de Joodse gemeenschap zal zich eeuwig
tekort gedaan voelen, zal altijd blijven klagen over het onrecht wat hen is aangedaan, materieel en immaterieel.
Tegenover de Joodse oorlogsslachtoffers staan de Indische oorlogsslachtoffers of eigenlijk de nabestaanden daarvan.
Want de oorlog is alweer zo lang geleden, dat de meeste van de volwassenen van toen, de vaders in hun werkkring, de
moeders in hun huizen en hun gezinnen, zijn overleden. Het zijn hun kinderen, nu ook langzamerhand bejaard, die eveneens
slachtoffers zijn van een bezettende macht, al was dat ver van het bed van de Nederlandse gemeenschap, ver van de
Nederlanders, die altijd zo hoog opgeven van het Verzetwerk, van de Honger, van de Ontberingen van de Oorlogswinter,
maar die in het algemeen allemaal in hun eigen bed sliepen, in hun eigen huis, van hun eigen bord aten met hun eigen
lepel en vork, en waarvan het gezin nog compleet was. Kom me nu niet aan met al die mensen die te werk gesteld zijn,
die ondergedoken waren, die opgepakt zijn en terechtgesteld. Vréselijk allemaal, vooral als het hun eigen gezin, de
eigen familie treft.
Maar in Indië was er niet één gezin meer compleet, de vaders waren opgepakt en in gevangenissen gestopt, of ze zaten
als krijgsgevangenen in interneringskampen, en de Japanners hielden zich niet aan het Verdrag van Genève, waarbij
krijgsgevangenen met een zeker respect behandeld dienen te worden; hun behandeling was letterlijk beestachtig! De
krijgsgevangenen die op transport werden gesteld naar Japan, Birma of Sumatra om daar voor de Japanners aan havens of
spoorlijnen te werken, werden onder de meest weerzinwekkende omstandigheden vervoerd en behandeld. Want een Europese
winter kan koud zijn, zeker, maar in de tropen heerst de ‘koperen ploert’ en – om maar wat te noemen – wie op appèl
gestaan heeft in de brandende zon, met een verzwakt lichaam, een lege maag en zonder een druppel water, zal zich dat
immer heugen!
De vrouwen werden ook in kampen gestopt, al heette dat aanvankelijk ‘de beschermde wijk’, ze zaten daar opeengepakt,
er was geen enkele privacy en er werd, zeker later, honger geleden, niet enkele maanden , maar enkele jaren. De vrouwen
die voor hun kinderen moesten zorgen, moesten aanzien hoe die verzwakten en soms stierven, zij moesten zwaar werk doen,
en hadden naast al deze ellende nog de onzekerheid over de verblijfplaats van hun geliefden, hun mannen, hun vaders of
hun zonen, ze wisten zelfs niet of ze eigenlijk nog wel in leven waren.
Vrijwel al deze mensen hebben hun huizen moeten verlaten met alles wat zich daarin bevond: meubels, kleding, boeken
schilderijen of andere kostbaarheden, en vrijwel niemand heeft na de oorlog daarvan ook maar iets teruggevonden; de
Japanners hebben gestolen en de Indonesiërs hebben ‘gerampokt’, hetgeen op hetzelfde neerkomt.
Er is niets overgebleven!
Niet alle burgers zaten in kampen: de mensen van gemengd bloed (niet alle – FCH) of buitenlanders werden niet
geïnterneerd, maar ofschoon zij dus ‘vrij’ waren, was hun leven verre van eenvoudig, het was bijzonder moeilijk om in de
dagelijkse levensbehoeften te voorzien en hun veiligheid was bepaald niet gewaarborgd.
Al deze mensen zouden een claim kunnen indienen bij de Nederlandse regering over het geringe begrip voor hun situatie na
de oorlog en over de vrijwel totaal ontbrekende materiële hulp voor al diegenen die berooid in Nederland kwamen. Een tante
klaagde dat zij twéé lakens had moeten ruilen voor tulpenbollen! Het maakte op mij geen indruk, want wij bezaten zelfs niet
één laken!
Mijn vader had een eigen bedrijf, dat hij in het begin van de 30-er jaren was begonnen en wat goed liep toen de oorlog
uitbrak. Hij heeft er heel hard voor gewerkt, ik kan me niet herinneren dat hij ooit vakantie heeft gehad. Na de oorlog
kwam mijn vader niet terug, hij was door de Japanners op transport gesteld en zijn schip is getorpedeerd, waarbij hij is
verdronken. Het kantoor lag in de ‘benedenstad’ van Batavia, in een deel van de stad dat na de oorlog onbereikbaar was
door de vele onlusten. Wat er van geworden is …..? Niets. Er is geen potlood of envelop, zelfs geen paperclip van
overgebleven. Een vergoeding? Welnee!
De Indische Nederlanders hebben voor hun verliezen nooit enige vergoeding gekregen, zelfs geen erkenning! Mijn vader
werd opgeroepen als Landstorm soldaat in dienst van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger, het KNIL, en heeft daarvoor
zijn levenswerk, zijn kantoor moeten overlaten aan zijn ondergeschikten.
Als Landstorm soldaat is hij krijgsgevangen gemaakt en als krijgsgevangene is hij op transport gesteld
en overleden, maar van soldij hebben wij, de nabestaanden, nooit één cent gezien!
Onlangs is een onderzoek afgesloten naar de tegoeden op de banken in Indië aan het begin van de oorlog, toen deze
bevroren werden en de banken gesloten. Er is geen duidelijke uitspraak geweest over de claims die wij, Nederlanders uit
Indië, kunnen indienen, mogelijkheden om onze spaargelden te kunnen terugvorderen. Hebben wij dan nergens recht op?
De Joden zouden door de regering in en na de oorlog in de steek gelaten zijn. De Indische gemeenschap kan daarover
meepraten en misschien nóg schrijnender verhalen laten horen. De Joodse gemeenschap, tot in Israël toe, vindt nu
250 miljoen schadevergoeding te laag, een aanfluiting! Ik, als Indisch oorlogsslachtoffer, vind dat een buitengewoon
aanmatigend gedrag. Zij hebben zóveel aandacht gekregen, en steeds meer aandacht gevraagd.
Het wordt tijd dat de Indische Nederlanders hún stem eens laten horen, hún verliezen eens op tafel te leggen en de
Nederlandse regering eens aanspreekt over wat hun tegoeden zouden kunnen zijn.
Ik roep alle Nederlanders met een ’Indisch’ verleden op om de Nederlandse regering aan te schrijven over die
schadevergoeding, materieel én immaterieel. En die hoeft niet te komen van de Japanse regering, maar van onze eigen
Nederlandse Regering!
|
Frits C.Holthuis
SVJ Support Group
<< Terug
|
|