Aan:
De voorzitter van het Indisch Platform,
de Weledelgeboren Heer J.H.de Kleyn.
Postbus 85747
2508 CK Den Haag.
Onderwerp: Uw schrijven IP/11/HF/ab dd. 27 februari 2002.
Zeer geachte Heer de Kleyn,
Via mijn advocaat, de Heer R.A.IJssendijk, ontving ik Uw hierboven vermeld schrijven, waarin U meedeelt, dat het IP niet
in het bezit is van notulen van de gevoerde besprekingen, die in het jaar 2000 gevoerd zijn met het Ministerie VWS.
Deze mededeling is voor mij in zoverre onduidelijk, omdat ik niet weet om welke notulen het precies gaat. Uit Uw
schrijven heb ik niet kunnen opmaken, in hoeverre U doelt op onderling – tussen de Nederlandse overheid en het IP -
uitgewisselde notulen, dan wel dat U het heeft over de notulen (of aantekeningen) die door het IP zelf zijn gemaakt.
Mogelijkerwijze is het zo geweest, dat de onderhandelende partijen elk afzonderlijk hun eigen notulen, dan wel
aantekeningen hebben gemaakt en dat deze aantekeningen achteraf niet op elkaar werden afgestemd .
Ik ga ervan uit, dat het Indisch Platform in elk geval wel de beschikking heeft over zelf gemaakte aantekeningen van
deze in 2000 gevoerde besprekingen en zou ik het op prijs stellen deze aantekeningen hetzij rechtstreeks, dan wel via
de Heer IJssendijk in afschrift te mogen ontvangen.
Als betrokkene wens ik namelijk te weten, wat de juiste formulering was voor de fl. 350 miljoen, die de Nederlandse
overheid beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van individuele uitkeringen, zulks naar aanleiding van de nogal
tegenstrijdige berichtgevingen van een woordvoerder van het IP ten opzichte van hetgeen de Ministers Borst en Zalm
daarover gezegd hebben op 8 februari 2001.
Ook zou ik door middel van de aantekeningen willen nagaan, op welke wijze de overheid gereageerd heeft op de brief
"Aspecten van het Indisch rechtsherstel" welke door het IP in september 2000 aangeboden is aan de Minister - President
en de Ministers Borst en Zalm. Op 8 februari 2001 vernam ik, als antwoord op vragen van enkele parlementariërs, dat deze
aspecten zouden worden meegenomen in het door de overheid op te dragen breed historisch onderzoek, maar dat daar naar
alle waarschijnlijkheid geen financiële consequenties aan zouden worden verbonden, in de vorm van aanvullende uitkeringen
ten behoeve van het rechtsherstel (aldus de Heer G.Zalm). Het breed historisch onderzoek zou in hoofdzaak dienen voor
het opvullen van lege plekken in de geschiedschrijving.
Tenslotte wilde ik nagaan wat er precies afgesproken is over het in behandeling nemen van oude claims. Er werd medegedeeld,
dat oude claims niet zouden verjaren. Het is nu ruim een jaar geleden, dat ik de nog niet afgewikkelde claim van mijn
overleden Vader heb ingediend en heb ik daar verder geen respons op gehad, anders dan een briefkaartje, waarin mijn
aanvraag nummer vermeld staat.
Terugkomend op mijn verzoek om notulen dan wel aantekeningen van de in 2000 gevoerde besprekingen, verneem ik gaarne
van U, op welke wijze de notulering van de gevoerde besprekingen destijds heeft plaats gehad, met name of elke partij
haar eigen notulen gemaakt heeft dan wel of er een gemeenschappelijke scriba aangesteld was om het besprokene vast te
leggen, gevolgd door toezending van het vastgelegde aan beide partijen. Ook verneem ik gaarne van U, of U zou kunnen
nagaan, in hoeverre het besprokene ook vastgelegd is met behulp van een geluidsband.
In afwachting van nader bericht, verblijf ik
Hoogachtend,
Ir. A.E.Klaij.
Koningshof 74
2641 GV Pijnacker
|
