september 2004

De ontrechting van burgers van de rechtstaat Nederland



Enig idee waarom de achtste september een historische dag is ?

In 99 procent van de gevallen heeft niemand in Nederland zelfs maar een flauw vermoeden waarom 8 september een memorabele dag is. Volgens het onderzoek van een onderwijscommissie bleek het treurig gesteld met ons geschiedenisonderwijs.
Er wordt bijvoorbeeld nauwelijks of in het geheel niet gemeld dat de Tweede Wereldoorlog op twee fronten werd gevoerd. In Europa tegen Nazi Duitsland en in Zuidoost Azië en de Pacific tegen Japan. Aan het Zuidoost Aziatische front waren verschillende Westerse mogendheden betrokken: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland. Landen die in dit deel van de wereld koloniën hadden. Bovendien, een regio waar Japan al decennialang een oogje op had in het kader van zijn expansie politiek.
De begeerte van Japan ging vooral uit naar wat toen als Nederland Indie bekend stond, maar sinds 17 augustus, twee dagen na de capitulatie van Japan (15 augustus) Indonesië heet.
Na de verrassingsaanval op de Amerikaans Marinebasis Pearl Harbour op 7 december 1941 werd door de geallieerden, inclusief Nederland, Australië en Nieuw Zeeland, de oorlog aan Japan verklaard. Japan had zich militair technologisch en strategisch al jaren op deze expansieoorlog voorbereid. Het land beschikte over een kwalitatief geavanceerde bewapening. De luchtaanval op Pearl Harbour was een staaltje van Japans technisch kunnen die de Amerikanen niet voor mogelijk hadden gehouden.

Op 11 januari 1942 begon de Japanse invasie op het eiland Celebes (nu Sulawesi).
En op 8 maart werd de capitulatie van het KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger) getekend. Alles wat Nederlands was, werd onmiddellijk daarna verboden en de Nederlanders c.q. Nederlands georiënteerden werden als vijandige elementen bestempeld, opgepakt en in honderden concentratiekampen gevangen gehouden. In totaal ging het om ca 42,000 krijgsgevangenen en 107,000 burgergevangenen, inclusief vrouwen en kinderen. Mannen vanaf 17 jaar werden gescheiden van hun vrouwen en moeders. En naderhand de almaar jongere jongens van hun moeders, broertjes en zusjes. Vanaf het tiende jaar werden ze in speciale jongenskampen ondergebracht.
De mensen moesten alles achterlaten en konden alleen meenemen wat ze konden dragen. Bij elke verhuizing naar een ander kamp of onderkomen, werd dat minder.
En zo waren ze na drieëneenhalf jaar al hun bezittingen kwijtgeraakt. Hun huizen, bedrijven, bibliotheken, kerken, ziekenhuizen en al hun eigendommen werden in beslag genomen en de buit naar Japan en later naar de Filippijnen verscheept. Of wanneer er metaal aan zat, gestript en gesloopt ten behoeve van de oorlogsindustrie. In Japan en in Singapore puilden de pakhuizen uit van met waardevolle goederen, edelmetaal, kunstvoorwerpen en andere kostbaarheden. Na de oorlog waren de overlevenden van de kampen alles kwijt.

Hun eigendommen terugkrijgen was in 95% van de gevallen onmogelijk, omdat men geen documenten bezat om het eigendomsrecht aan te tonen. Dus werd besloten de goederen zoveel mogelijk te verkopen. In Singapore bijvoorbeeld werd de inhoud van de pakhuizen, waarvan men vermoedde dat het grootste gedeelte uit Nederlands-Indië kwam, tegen straatwaarde verkocht door de Britse legerautoriteit voor eigen gebruik. Van de opbrengst van de goederen in Japan of althans dat gedeelte wat niet door de hofkliek (familie van de keizer en de adel of andere vooraanstaande lieden) was achterover gedrukt, werd verdeeld onder de gedupeerde landen. Nederland ontving eveneens zijn deel ten bedrage van 800,000 dollar (1950, ruim 3 miljoen gulden) Dit bedrag werd in zijn geheel geschonken aan Indonesië.

Herinnert u zich nog hoe verontwaardigd de media hebben gereageerd toen omstreeks de eeuwwisseling bekend werd dat ambtenaren voor een krats – na de wettelijke verjaring – zelf een aantal kleinoden uit ongeclaimd Joods bezit hadden gekocht?
Wel vreemd dat niemand in heftige verontwaardiging uitgebarstentoen in 2000 uit een rapport van een officiële commissie, ingesteld door het Ministerie VWS, bekend werd wat er met de eigendommen van de Nederlandse ex-krijgsgevangenen en geïnterneerden was gebeurd.

Het recht op restitutie, compensatie en schadevergoeding voor de Nederlandse burgers, die in het voormalige Rijksdeel in de Oost, zoals Indië in de Grondwet werd genoemd, was voor de Nederlandse regering geen issue. Wanneer het pijnlijke onderwerp van een mogelijke schadevergoeding voor de voormalige kampslachtoffers ter sprake kwam (in de Tweede Kamer) wist minister van Financiën Piet Liefrinck met staatkundige leugens en halve waarheden de voltallige Kamer te overdonderen. Het is verbazingwekkend om in de Handelingen van de Tweede Kamer (HTK) te lezen hoe de volksvertegenwoordiging zich steeds liet inpakken door de minister. Er was nog een kans voor compensatie en herstelbetalingen. Die kans lag bij Japan, conform de Geneevse Conventie 1929. Maar ook die mogelijkheid werd door de Nederlandse regering verspeeld.

Op 8 september 1951 vervlogen de laatste volkenrechtelijke rechten op herstelbetaling (Wiedergutmachung) van Japan. In San Francisco werd in tegenwoordigheid van President Harry Truman en vele geallieerde hoogwaardigheidsbekleders het Vredesverdrag met Japan getekend. Voor Nederland tekende de minister van Buitenlandse Zaken mr D.U. Stikker (de latere secretaris generaal van de NAVO) Stikker deed dat niet van harte. Hij was zich ervan bewust dat hij met zijn handtekening tienduizenden voormalige kampslachtoffers ernstig zou benadelen. Want dit vredesverdrag druiste regelrecht in tegen de grondwettelijke rechten van Nederlandse burgers op schadevergoeding voor schade veroorzaakt door de agressor. Het Vredesverdrag bepaalde namelijk, dat Japan hoewel de agressor – geen herstelbetalingen aan de gedupeerde landen en hun burgers behoefde te betalen.
De andere geallieerde landen van wie militairen en burgers in Japanse krijgsgevangenschap waren geweest, hebben de eer aan zichzelf gehouden en hun eigen verantwoordelijkheid op zich genomen. Naast de verschillende uitkering- en pensioenrechten werd in 2001 een bedrag van 10,000 pond sterling (€16,365 ) uitgekeerd als finale afronding van het naoorlogs rechtsherstel.
Wat andere landen doen was voor de Nederlandse regering (kabinet Kok 1998-2002) geen aanleiding tot navolging.
Voor de schending van de constitutionele rechten van de eigen burgers op compensatie van niet elders claimbare schade heeft het Koninkrijk der Nederlanden zich nimmer aansprakelijk gevoeld. Zelfs niet moreel.

Traditioneel is Nederland een rechtstaat.
Alleen tegenover sommige staatsburgers gedraagt de Nederlandse staat zich als een derdewereld land. Tot op de huidige dag (8 september 2004) hebben de voormalige slachtoffers van Japan nooit rechten kunnen claimen op restitutie, compensatie en herstelbetalingen. Dit in tegenstelling tot de Nazi slachtoffers.

Inlichtingen:
Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp
Algemeen Secretaris
Lilian Sluyter
Mobiel: 06 – 1502 3200