juli 2002
Met grote kilte bejegend.



Alleen maar banktegoeden.

Augustus nadert en de nog in leven zijnde slachtoffers van de Japanse bezetting en vervolging in de Aziatische en de Pacific regio maken zich op voor de herdenking van een aantal memorabele data in deze maand. De tijd om eens stil te staan bij de vraag waarom de oorlog tegen en de bezetting van Japan zo weinig indruk maakt in de landen van de toenmalige geallieerden, inclusief Nederland. Wat belangstelling en aandacht betreft hebben de Nazi’s in Europa het ruimschoots gewonnen van het keizerlijk Japan. Is de Pacific War, zoals de Amerikanen deze oorlog noemen, een ver van ons bed show? Het lijkt er wel op.

Ook de Nederlandse regering (Paars I en II 1994-2002) heeft tot nu toe weinig belangstelling getoond voor de burger en militaire vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen. Toen de regering Kok II in maart 2001 aan de Tweede Kamer rapporteerde over de uitkomsten van de verschillende onderzoekscommissies naar het na-oorlogse rechtsherstel, signaleren de (oud-) ministers Borst (VWS) en Zalm (financiën): << De afgelopen jaren is de nationale en internationale aandacht gegroeid voor het grote leed dat vervolgingsslachtoffers tijdens en na de Tweede Wereldoorlog is aangedaan. Velen in de Nederlandse samenleving, zij die beleidsverantwoordelijkheid droegen niet uitgezonderd, hadden daar lange tijd niet voldoende aandacht voor >>.


Roof en recuperatie

Naast het leed, aldus de ministeriële tekst, was er ook een materiële kant. Gedoeld wordt op de roof en recuperatie van bezittingen. ..... << en na de oorlog kwamen deze bezittingen niet in alle gevallen terug. >>

Dat zal u vast niet onbekend in de oren klinken. Ook uw en onze bezittingen zijn nooit teruggevonden.

Alleen: met die woorden hadden de ministers het helemaal niet over de vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen. In de beleving van de toenmalige beleidsverantwoordelijken hadden die vóór de internering (v.a. 9 maart 1942) kennelijk geen bezittingen. Alleen maar banktegoeden en verzekeringen. Van ‘groot leed’ wordt niet gesproken.

Dus werd in 1998 een commissie ingesteld, die als Commissie van Galen de opdracht kreeg om een onderzoek te verrichten naar de particuliere Nederlandse bank- en verzekeringstegoeden in Nederlands-Indië: Indische Tegoeden.

Deze commissie had na een gedetailleerd onderzoek en een uitstekend eindrapport, een positief bericht: er was niks mis met de banktegoeden van uw ouders en uw eigen Postspaarbankboekje.
Of, zoals het in het rapport staat: << De conclusies leren dat er geen directe aanwijzingen te vinden zijn voor het systematisch in beslag nemen van particuliere bank- en verzekeringstegoeden door de Japanse bezetter. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de rechten van de bankcliënten en polishouders vrijwel onverminderd gehandhaafd gebleven >>

Pas na 1946 begon er sprake te worden van ‘teleurstelling’. Allerlei opeenvolgende maatregelen van diverse overheden (Nederlands – Nederlandsch-Indisch – Indonesisch) na 1945 (tot 1952) hebben voor menig Nederlander geleid tot teleurstelling na terugkeer in Nederland of emigratie naar andere landen.

<< Rechtsherstel en de Rehabilitatieregeling konden deze gevolgen slechts ten dele verzachten >>.

Gebrek aan bewijs

Er was geen documentatie. De bewijzen waren verloren gegaan. Het geld was niet beschikbaar. Het zijn meldingen, die in de honderden brieven van particulieren aan het Meldingspunt zijn gerapporteerd.
Ook wordt bij herhaling eraan herinnerd dat gezinshoofden alle kosten van repatriëring of evacuatie hebben moeten terugbetalen. Niet alleen de overtocht, maar ook de kleding, schoenen en sokken die in Itaca aan het Suezkanaal aan de ‘arme landverhuizers’ werd uitgereikt, plus de rekeningen voor kost en inwoning in de pensions, waar ze waren ondergebracht. Plus de medische verzorging van de doodzieke mensen, die de kamptijd ternauwernood hadden overleefd. En wie om gezondheidsredenen met het gezin naar Australië werd gestuurd, omdat voor bepaalde ziektes in het naoorlogse Nederland geen behandeling mogelijk was, hebben die beslissing nog meer moeten bezuren.

In een van de rapporten met betrekking tot de joodse tegoeden (roof en restitutie) wordt gemeld dat

<< ... een gezaghebbende groep joodse deskundige juristen en economen in het voorjaar van 1946 aan de regering te kennen gaf, dat bijzondere maatregelen op hun plaats waren “zodat de joodse bevolkingsgroep in gelijke omstandigheden komt te verkeren als het overige deel der bevolking” >>. Waarop de rapporteurs de terechte vraag stellen: << ... waarom niet ook in het bijzonder is voorzien in het uitzonderlijke en buitengewoon grote onrecht dat joden en zigeuners was aangedaan ? >>

Zoals ik al zei: de Japanse bezetting is nog steeds een ver van ons bed show voor de beleidsverantwoordelijken. Dat heeft tot gevolg dat ten aanzien van deze groep vervolgingsslachtoffers duidelijk andere maatstaven worden gehanteerd. Wanneer de (oud-)ministers feitelijk zouden handelen naar hun eigen woorden:

<< ... Het bevorderen en verzekeren van de feitelijke gelijkwaardigheid van alle staatsburgers is naar hedendaagse opvattingen handelen in het algemene, publieke belang >>.

Dan had de conclusie nu niet behoeven te zijn dat een grote groep staatsburgers, zowel de levenden als de inmiddels overledenen, buiten die feitelijke gelijkwaardigheid zijn gebleven en het algemene publieke belang dus duidelijk is geschaad.


juli 2002
Lilian Sluijter
Lid Support Groep SVJ