juli 2002
Kost en inwoning voor eigen rekening .... in het Jappenkamp .



Uitgangspunt van de Japanse bezetter was dat de geïnterneerden zelf betaalden voor hun internering.


Voor mensen die in interneringskampen hebben gezeten, is de meest opzienbarende onthulling van de Commissie Van Galen (Indische Tegoeden) wellicht het onderwerp van de Kampgelden. Dit viel formeel niet binnen het domein van het onderzoek (banktegoeden en verzekeringen), maar de commissie besloot aan deze kwestie toch enige aandacht te besteden. Vandaar dat de rapportage slechts een bijlage is in het eindrapport (bijlage F: Oriënterend onderzoek naar kampgelden, v.a. pag. 201).

Dat de geïnterneerden zelf voor hun kost en inwoning hebben moeten betalen was weliswaar in strijd met de internationale conventies met betrekking tot de behandeling van militaire krijgsgevangenen en burger- geïnterneerden, maar daar had Japan geen boodschap aan. De Nazi’s trouwens ook niet. Die hebben hetzelfde uitgehaald met de joodse vervolgingsslachtoffers. De Minister meldt dat de Commissie Scholten << het meest pregnant oordeelt over de weigering van de Staat om aan de joodse boedels het volledige bedrag te vergoeden dat in de Tweede Wereldoorlog op last van de Duitse bezetter door de joodse boedels ter beschikking was gesteld voor de bouw, onderhoud en exploitatie van de kampen Westerbork en Vught. De commissie oordeelt dat dit in feite betekent dat de joden dit onderdeel van hun deportatie zelf hebben betaald. Dat moet voor de Nederlandse regering toch een ondraaglijke gedachte zijn >>

Dat dit onderwerp slechts in de bijlage is terechtgekomen, is wellicht de reden, dat de minister dit onderwerp over het hoofd heeft gezien. Een andere reden kan zijn dat het Indisch Platform (inclusief JES) als harde eis had gesteld dat er geen onderscheid gemaakt zou worden tussen de binnen- en buitenkampers. En omdat dit onderscheid niet mocht worden gemaakt waren er dus ook geen vervolgingsslachtoffers, zodat de betaling van het verblijf in de keizerlijke hotels, inclusief logies, ontbijt en diner door de kampgasten zelf niet aan de orde is gekomen. Het kon voor de Nederlandse regering daarom ook géén << ondraaglijke gedachte zijn >>

Voor de interneringskampen op Java hadden de Japanners duidelijke regels opgesteld. Op een tientje na moest al het geld ingeleverd worden tegen ontvangst van een kwitantie. De kampgelden werden op de Yokohama Speciebank of in de kampkas gestort. En volgens de onderzoekster dr D. Van Velden [1] werd er nauwkeurig bijgehouden hoeveel er iedere maand werd afgeschreven voor extra voedsel uit de kampwinkel. De rente van het in bewaring genomen geld kan, met toestemming van de algemene regiocommandant, gebruikt worden voor de bevordering van de welstand van de betrokken geïnterneerden. Vond de Japanse commandant bij huiszoekingen nog geld, dan werd dit ingenomen en gestort op de algemene kamprekening of in de kampkas. In dat geval werd geen kwitantie afgegeven.

Wie geen geld (meer) had moest leven van het Japanse rantsoen (een kwartje per dag), de kampkas of ervoor werken. Voor ‘vrijwillig’ werk (zeg maar: corvee) werd loon uitgekeerd ten bedrage van 15 cent per dag en 100 gram voedsel. Dat werd persoonlijk uitbetaald, in de kampkas gestort of op de bank gezet. Er waren wel kampen waar het geld verdween, maar dat waren uitzonderingen.

De commissie Van Galen heeft deze uitspraken van dr. Van Velden zo goed mogelijk geverifieerd. Bronnen: een aantal kampdagboeken en het archief van het NIOD (Nederlands Instituut Oorlog Documentatie). Deze documentatie bestaat echter uit rapporten die pas tussen eind 1945 en 1946 zijn opgesteld, alsmede een aantal in 1947 afgenomen interviews met ex-geïnterneerden. In Si Rengo Rengo (Sumatra) leenden de beter bedeelden geld aan de kampkas voor de ‘have-nots’. Zij kregen daarvoor een kwitantie. De mannenkampen waren ongetwijfeld ‘rijker’ dan de vrouwenkampen.

Uit het boek van Han Helfferich-Koch [2] (Ambarawa Kamp 6) blijkt dat een groot deel van haar kampgenoten geen geld had. Er werd meestal geruild. En er moest voor de kost gewerkt worden, o.a. de verbouw van tomaten, postelijn, ketella, e.d. Aangezien de kampbevolking in de loop van de tijd meer dan verviervoudigde met transporten uit andere kampen, werd de spoeling steeds dunner. Dit was ook het geval met het voedsel dat binnenkwam. De hoeveelheid bleef hetzelfde voor steeds meer mensen. Met Kerst kregen ze vijf geiten voor ruim 3500 personen. Ze vonden dan ook niet meer dan een paar vezeltjes ervan terug in de hachee. Er was een ontstellend gebrek aan eiwitten.

Het dagelijks menu bestond uit 2 maaltijden: ontbijt of diner: 1 schep stijfsel en de middagmaaltijd: 80 gram gekookte rijst (1 kop), een eetlepel sajoer of wat hachee en soms wat bruine bonensoep of sojabonen (kedelé).

De rapporteurs schrijven in hun conclusie: het geld dat ingenomen werd is vermoedelijk grotendeels gebruikt voor voeding en onderhoud van het kamp, waarbij de Japanners misschien het geld over meerdere kampen hebben uitgesmeerd. Onbekend is of de Japanners zich na de oorlog het overgebleven kampgeld hebben toegeëigend. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat de Japanners de kampgelden tijdens de oorlog hebben aangewend voor de (oorlog)economie. Wat uiteindelijk blijft staan is, aldus het rapport, dat de geïnterneerden zelf voor hun internering moesten betalen en dat dit in strijd is met de internationale conventies.

Wat gebeurde er na de oorlog met de kampgelden ?

Begin 1947 werd een inventarisatie gemaakt aan de hand van de kampkasboeken. Mensen die geld hadden afgestaan moesten zich bij het kamphoofd melden, zo mogelijk met afschrift van kwitantie. Het Departement van Financiën te Batavia startte na de inventarisatie in de loop van 1948 met de uitbetaling. Er was ruim 1,1 miljoen gulden voor de restitutie begroot. Aanvragen tot restitutie dienden vergezeld te gaan van een afschrift van kwitantie of een verklaring van het kamphoofd. In beslag genomen geld tijdens huiszoekingen werd niet vergoed. In de tweede helft van 1948 voldeed alleen nog maar een kwitantie. Toen werd ook besloten om de restitutie in dat jaar te beëindigen. Hoeveel er uiteindelijk is terugbetaald, wordt niet vermeld. Maar Nederland heeft Japan toch nog 10 miljoen gulden afhandig kunnen maken. Dit heet het Stikker/Yoshida Akkoord. En uit die pot hebben alle burger-geïnterneerden (dat wil zeggen de gezinshoofden) vanaf 1956 het 'formidabele' bedrag van f 385 (driehonderdvijfentachtig gulden) ontvangen.

P.S. Ik heb zelf een snelle berekening gemaakt op basis van 80.000 burger-geïnterneerden, waarvan de mannen 3 1/2 jaar en de vrouwen+kinderen 2 jaar en 8 maanden in een gesloten kamp hebben gezeten.
Ik ben uitgegaan van 25.000 mannen.
Het officiële dagbedrag voor kost en inwoning komt neer op 50 cent per persoon. Dan moet er in de kampkassen en op de Yokohama Speciebank een bedrag geweest zijn van in totaal 44 miljoen gulden. Er was voor de restitutie totaal 11,1 miljoen gulden beschikbaar. Wanneer het saldo van 32,9 miljoen vanaf 1943 een rente zou opleveren van gemiddeld 4% zou dat neerkomen op 789.600.000 gulden na 60 jaar. Dat is f 6.580 (€ 2.956) per persoon.

Het Gebaar komt in feite dus uit onze eigen zak (en we hebben ook meebetaald ten bate van de niet-kampers).



20 juli 2002
Lilian Sluijter
Lid Support Groep SVJ

[1] De Japanse interneringskampen voor burgers gedurende de Tweede Wereldoorlog, Groningen 1963)
[2] Een dal in Ambarawa, moeders en kinderen in Japanse gevangenschap, Sijthoff 1981/1985