december 2002 Is HET GEBAAR een sigaar uit eigen doos en heeft Joseph Luns in 1968 ƒ 3,9 miljard aan Indonesië weggeschonken? De auteur Mary C. van Delden van het boek “Bersiap in Bandoeng” heeft bij haar speurtocht in de archieven bij Stichting PELITA een zeer belangwekkende ontdekking gedaan en een artikel in de ‘Tong Tong’ van 13 september 1968 gevonden, die de kop droeg SCHADE CLAIMS; in het licht van vandaag misschien een vooruitziende blik van de schrijver Tjalie Robinson? Aangezien een volledige uiteenzetting teveel ruimte in de ‘Tong Tong’ in beslag zou nemen, heeft men toen verwezen naar het nummer van 12 september 1968 van het Algemeen Handelsblad, waarin het kamerlid De Goede en de heer J.A.G.Bennink (voorzitter Vereniging ter Behartiging van Belangen in Indonesië) volledig en indringend aan het woord zijn geweest. Heel in het kort komt het hierop neer: dat een totaal aan schadeclaims van ƒ4,5 miljard door de Nederlandse regering aan Indonesië is kwijtgescholden op ƒ 600 miljoen na, welk kleine eindbedrag in stukjes en beetjes uitgekeerd zal worden over een periode van 1973 tot 2002. Hieronder volgt een aantal passages uit het Algemeen Handelsblad van 12 september 1968: Drama schadeclaim Indonesië – Tweede Kamerlid De Goede: Staat moet zijn claim intrekken. Na al hetgeen hiernaast over de kwestie van de Indonesische schadeclaims is geschreven, zou het eigenlijk overbodig moeten zijn deze trieste geschiedenis nog van redactioneel commentaar te voorzien. Wij menen echter dat door de Staat in deze zaak een dergelijk sinister spel van inhaligheid wordt gespeeld dat zwijgen onverantwoord zou zijn. Verder: De heer De Goede zou het een gebaar van rechtvaardigheid hebben gevonden indien de Staat haar claims, vooral nu er zo’n gering bedrag uit de onderhandelingen met Indonesië tevoorschijn is gekomen, had teruggetrokken. Nu blijft er voor particulieren en bedrijven slechts 15 procent van hun totale claim over en dat is veel te laag. De heer De Goede wil zijn mening dat de Staat zich buiten de verdeling had moeten houden wel argumenteren. In de eerste plaats is dit een politiek akkoord waarbij de Staat zijn wens om tot een nieuwe verstandhouding met Indonesië te komen, zwaarder heeft laten wegen dan het belang van degenen die have en goed in Indonesië hebben verloren. Zonder enige ruggespraak met dezen heeft hij het bedrag teruggebracht tot ƒ 600 miljoen. Onrechtvaardigheid no.1: Er wordt een aanzienlijk bedrag kwijtgescholden van andermans geld (want de regering handelde hier zonder enige voorkennis glad over de rechthebbenden heen!). ‘De Staat mist het morele recht om zich zo inhalig te tonen, een uitspraak die door de gehele kamercommissie wordt onderschreven.’ Onrechtvaardigheid no.2: zelfs dat treurige restantje wordt nog uitgesmeerd in schaamteloos kleine porties over dertig jaren, zodat de laatste stuivers pas in het jaar 2002 zullen zijn uitgekeerd! Dit is absurd als men bedenkt dat velen van de betrokkenen ten tijde van het verlies van hun bezit (ongeveer tien jaar geleden – rond 1958, FCH) al op middelbare leeftijd waren of al tegen hun pensioenen aanliepen en dus van het toch al schamele deel weinig of niets meer zullen zien. In onderstaand tabelletje is een opsomming gegeven van de door de diverse groepen opgegeven schade, met daarachter vermeld het door de regering toebedachte deel van de ƒ 600 miljoen als schadevergoeding (in miljoenen guldens):
Aldus een uittreksel uit PELITA NIEUWS (9 & 10) 2 december 2002 Frits C.Holthuis Lid Support Groep SVJ |