Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp
<< Terug

Stichting Vervolgingsslachtoffers JAPPENKAMP

Stichting voor de belangen van de slachtoffers van de japanse concentratiekampen in Nederlands-Indië
en andere door Japan bezette gebieden in Zuid-oost Azië.
Contact   Site Map   

februari 2005

EX KAMPSLACHTOFFERS VISSEN ACHTER HET NET



Het kan verkeren, placht de 17e eeuwse dichter Bredero te roepen wanneer iets heel anders uitpakte dan de bedoeling was.

In de tweede helft van de jaren negentig van de 20ste eeuw had het kabinet-Kok een aantal bedragen uitgetrokken om de vermoedelijke tekortkomingen in het na-oorlogs rechtsherstel te verzoeten. Als slachtoffer van de Japanse concentratiekampen zult u zich ongetwijfeld afvragen: welk rechtsherstel? Maar de Nederlandse regering leefde in de heuse waan dat in Indie/Indonesie, net als in Nederland, een uitgebreid stelsel van rechtsherstel tot stand was gebracht. En omdat onderzoek had uitgewezen dat het rechtsherstel voor de Joodse bevolkingsgroep niet helemaal vlekkeloos was verlopen had het kabinet voetstoots aangenomen dat dit in Indie ook wel het geval zou zijn geweest.
Dat vereiste onderzoek.

Voor de Vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen was oorspronkelijk 250 miljoen gulden uitgetrokken als genoegdoening voor de hiaten in het zogenaamde rechtsherstel. Met het Indisch Platform (IP) werd overlegd hoe de uitkering zou moeten worden uitbetaald. U weet wel, dat Platform dat als gesprekspartner van de regering heette te dienen, maar dat in de verste verte niet representatief was voor de hele zogenoemde Indische Gemeenschap.
De ex-kampslachtoffers waren niet vertegenwoordigd, tenzij we de halfslachtige aanwezigheid van de Stichting Japanse Ereschulden (JES) daartoe moeten rekenen. Omdat bij JES ook niet-kampers zijn aangesloten, was JES dus niet in staat om voluit de belangen van de kampslachtoffers, waarvoor ze in eerste instantie was opgericht, te behartigen. Het IP riep verontwaardigd dat hun achterban een tweedeling van de “Indische Gemeenschap” in Kampers en niet-Kampers absoluut afwees. Tegen alle wettelijke bepalingen in, ging het Kabinet-Kok op deze -uit de lucht gegrepen- eis in.

Het ter beschikking gestelde bedrag zou dus worden uitgesmeerd over een groep die tenminste drie maal zo omvangrijk zou worden. Omdat de spoeling dan wel erg dun zou worden, werd vanuit het Kabinet (inmiddels Kok-II) het voorstel gedaan om het geld dan maar aan collectieve projecten te besteden. Dat was niet aan dovemansoren gezegd. Iedere woordvoerder van het IP kon wel iets leuks bedenken op educatief, cultureel of sociaal gebied. Voor wie de zegspersoon gelooft, die in een radio-interview heeft beweerd, dat het IP had verklaard, dat ze hadden geroepen dat een individuele uitkering door de “achterban” werd geprefereerd, kunnen wij een lijst voorleggen van leuke dingen voor de Indische mensen; bij voorkeur waar ze zelf, of familieleden, nog wat aan zouden kunnen verdienen. Een groep mensen, die wel representatief was voor de Vervolgingsslachtoffers, had deze hele ontwikkeling vanaf de Publieke Tribune van de Tweede Kamer gevolgd. Zij vormden een actiegroep en pleitten voor een individuele uitkering. Voor collectieve projecten moest je immers binnen een gemeenschap leven - een concentratiekamp bijvoorbeeld.
En hoe moest het dan met al diegenen, die naar de VS, Australie, Nieuw Zeeland en Canada of andere buitenlanden waren gebolost?

Het werd uiteindelijk een individuele uitkering, die als Het Gebaar bekendheid kreeg. De uitkering zou, aldus de betrokken Minister Mevrouw Els Borst-Eilers, gelijkwaardig zijn aan de uitkering ten bate van de Joodse Nazi slachtoffers. Bij het IP meende men, dat gelijkwaardig hetzelfde is als gelijk, alhoewel iedereen die ooit op school fysica gehad heeft, had moeten weten dat dit niet zo is. Niet alleen was het bedrag 50 miljoen gulden lager uitgevallen, het moest bovendien onder een veel grotere groep worden verdeeld.

In plaats van een genoegdoening voor wat naoorlogse Nederlandse regeringen de berooide kampslachtoffers hadden onthouden, werd de grondslag voor Het Gebaar dus “een genoegdoening voor de vermoedelijke tekortkomingen in het naoorlogs rechtsherstel” en “de kille, formalistische en bureaucratische behandeling” in Nederland. Alleen voor het IP was de grondslag “de kille ontvangst in Nederland” en daar kon iedereen zich in vinden, want vergeleken bij de voormalige tropische hitte, is het natuurlijk in Nederland altijd koud en kil. Ik heb er zelf wel twintig jaar over gedaan voordat ik me in “godok land” een beetje senang voelde.
Uit het bovenstaande hebt u kunnen afleiden dat er in het IP geen enkele organisatie vertegenwoordigd was, die uitsluitend de belangen behartigde van degenen, die in gesloten kampen van hun vrijheid waren beroofd tijdens de Japanse bezetting (voor wie dit niet in de geschiedenisles heeft geleerd: 8 maart 1942-15 augustus 1945.)
De actiegroep die er voor gestreden heeft, dat de uitkering in ieder geval een individuele uitkering werd, richtte in 2001 de Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp (SVJ) op. SVJ is daarmee dus de enige Stichting, die alleen voormalige burger- en ex-militaire kampslachtoffers vertegenwoordigt. Die belangen liggen puur op het gebied van de schadevergoedingen en compensaties voor het verlies van alle eigendommen, en smartengeld voor de onrechtmatige vrijheidsberoving (dit laatste met name voor de burger-geinterneerden, inclusief vrouwen en kinderen.)

Uit het eigen onderzoek van SVJ blijkt, dat de kampslachtoffers niet alleen door de Japanse bezetter werden beroofd. Ook de geallieerden in Zuid Oost Azie hebben in de na-oorlogse periode roof gepleegd op onze eigendommen, al dan niet met medeweten van de Nederlandse Regering. En alsof dat nog niet genoeg was, werden de berooide kampslachtoffers beroofd door de eigen Nederlandse regeringen, met de Kabinetten Drees (jaren ’50), en de Minister van Financien Piet Lieftinck als ultieme roverhoofdlieden. Als gevolg van de ondertekening van het Vredesverdrag met Japan door Nederland, werden de kampslachtoffers beroofd van hun internationale en grondwettelijke rechten op schadevergoedingen en herstelbetalingen. (“Wiedergutmachung”, -door Duitsland zo braaf betaald-).
Beroofd van de opbrengsten van hun naar Japan verscheepte eigendommen. Het aandeel in de opbrengst van de verkoop van deze goederen was de som van 800.000 dollar, die aan Indonesie werd geschonken (3 miljoen gulden). De opbrengst van de goederen die nog in Singapore waren achtergebleven en daar verkocht zijn, kon het Britse Leger voor eigen gebruik in de zak steken.

Terwijl de Nederlandse regering voor het rechtsherstel in Nederland 1,3 miljard gulden had uitgetrokken, waarvan tenminste 900 miljoen gulden bestemd voor de Joodse vervolgingsslachtoffers, vond de Minister van Financien Lieftinck de 56 miljoen gulden voor de overtocht en de eerste kosten van levensonderhoud, besteed aan de evacuatie van volstrekt berooide en beroofde kampslachtoffers uit Indie ruimschoots voldoende. (ongeveer 1.000 gulden per persoon.) Wat de Minister de Tweede Kamer niet vertelde, was dat het hier voornamelijk om voorschotten ging, die moesten worden terug betaald!! “Tot op de laatste cent” zoals veel ouderen zich nog wel herinneren. En dat doorgaans van mensen die vaak nog te ziek waren om inkomen te genereren. “Als weduwe ontving mijn moeder in die tijd geen nabestaandenpensioen. Ze moest werken voor de kost, voor mijn broertje en mij. Ze heeft jaren lang met dikke beri-beri benen voor de klas gestaan”, aldus een van onze “leden”.

In de jaren ‘80 had Nederland alsnog de kans om een deel van de Japanse roofbuit gerestitueerd te krijgen. In de baai van Tokio lag het Nederlandse schip “Op ten Noort”. Volgens de auteurs van “Gold Warriors”, Peggy en Sterling Seagrave, volgeladen met goederen, voornamelijk uit Nederlands-Indie. Geschatte waarde: meer dan een miljard dollar. De “Op ten Noort” was tegen het einde van de oorlog bewust tot zinken gebracht door Japan. Met de lading had de Japanse regering een aardig appeltje voor de dorst. Aangezien het schip Nederlands eigendom was, werd aan de Nederlandse Staat 1,5 miljoen geboden om het wrak te bergen. De waarde van de vracht zou volgens bronnen van de Seagraves 30.000 miljard euro zijn geweest. Wanneer die waren verdeeld onder de acht indertijd door Japan bezette landen, dan was het aandeel van Nederland 12% hiervan geweest (ongeveer 2,5.000 miljard euro.)
De Nederlandse Regering had zich niet eens de moeite getroost om te laten onderzoeken wat de lading inhield, en wat er -na al die jaren- van over was. Ongezien werd de Op ten Noort aan de Japanse Regering overgedragen, voor een bedrag van 1,5 miljoen euro. Uiteindelijk schijnt de Australische bergingsmaatschappij er met de buit vandoor te zijn gegaan.

De laatste en meest recente roof is Het Gebaar geweest. Wat bestemd was voor de Vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen, werd uiteindelijk aan de hele Indische Gemeenschap uitgedeeld. En het roofverhaal gaat nog verder. Er was een bedrag van 15 miljoen euro ter beschikking gesteld voor projecten in het kader van Het Gebaar.
Dat geld is uitsluitend terecht gekomen bij personen en instanties die nooit een concentratiekamp van binnen hebben gezien. De objectieve criteria, waaraan de ingezonden projecten moesten voldoen, werden subjectief toegepast. Zo kon de Molukse Gemeenschap voor elf projecten maar liefst 1,7 miljoen euro binnen halen. Een film over het kampleven werd afgewezen, maar de verfilming van het boek van Hella Haasse “Heren van de Thee” kreeg 1,5 miljoen euro toegewezen. Hella Haasse was in 1939 voor haar studie naar Nederland vertrokken en viel dus onder het Nederlandse echtsherstel! De Stichting Tong Tong ontving voor 3 projecten een bedrag, evenals haar commerciele moedermaatschappij, de Moesson en de Pasar Malam Besar. Een Indisch bejaardenhuis ontving een bedrag voor de plaatsing van een monument in de tuin…..
Een ander monument was al onthuld en kreeg desondanks alsnog een substantieel bedrag van Het Gebaar toebedeeld. Bronbeek ontvangt binnenkort een half miljoen euro voor de verbouwing van de keuken, en de Stichting Halin mocht via twee kanalen 1,5 miljoen euro ontvangen voor twee vage projecten met Warga Negara’s. Een grof schandaal, want deze mensen, die door de Nederlandse regering “verleid” zijn om vooral maar niet naar Nederland te komen, maar voor de Indonesische nationaliteit te opteren, hadden mee moeten delen met Het Gebaar! Zij hadden tenslotte ook alles meegemaakt:
De oorlog, de Japanse bezetting, de bersiap, de politionele acties (door Nederland), de soevereiniteitsoverdracht, de Nieuw Guinea kwestie, en alle problemen die deze zaken met zich meebrachten. Het enige criterium waar ze niet aan voldeden was de “kille ontvangst in Nederland”. Halin heeft drie jaar voor zo’n 1000 of zo klanten geprocedeerd en nul op het request gekregen. Nu moest deze schande worden goedgemaakt met het geld dat voor projecten was gereserveerd. Ten koste van de inzendingen van de kampslachtoffers: de film, de workshop, het historisch onderzoek, niet zijnde via het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), en een Internationale Conferentie over geroofde burgerrechten in het kader van het Vredesverdrag met Japan. En dan zullen we er verder het zwijgen toe doen over de duidelijke belangenverstrengeling en het nepotisme. Het kan verkeren, zei de 17e eeuwse dichter. Een uitkering, bestemd voor de slachtoffers van de concentratiekampen van die andere vijand van Nederland in het Rijksdeel in de Oost, werd tot een aalmoes van niet meer dan 1822 euro verdund.
En met het “staartje” van 15 miljoen euro gingen de buitenkampers er vandoor. Wat zou er zijn gebeurd als de Joodse gemeenschap hun “Gebaar” met alle Nederlanders had moeten delen?....... En terecht. Maar de overlevenden van de Jappenkampen, nu nog zo’n 30.000 in getal, konden geen vuist maken. Ze waren niet in de selectiecommissies en de adviescommissies vertegenwoordigd, behoudens een bestuurslid van een hybride organisatie, die zowel de kampers als de buitenkampers vertegenwoordigt. Ze drong er wel op aan bezwaar te maken. Helaas was haar niet bekend, dat geen enkele rechter een bezwaar met betrekking tot de al dan niet toekenning van subsidies nimmer zal bestrijden. De reden is, dat het bestuursrecht hierin niet voorziet.
Bijgevolg zou dit “inmenging van de rechterlijke macht in het overheidsbeleid” zijn. Met de scheiding der machten is dat ondenkbaar.
Het kan verkeren, zei Bredero al.

Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp
Algemeen Secretaris
Lilian Sluyter


<< Terug


Copyright © 2001-2004 Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp (SVJ).
ABN-AMRO: 40.59.95.903 POSTBANK: 90.66.851
KvK te Amersfoort onder nr. 32087105
All Rights Reserved.

Site made and maintained by InternetSide