januari 2003
Successierechten op restitutie vervolgingsslachtoffers




Het Gebaar werd uitgekeerd vrij van inkomstenbelasting. Voor degenen, die erfgenaam waren van eerste lijn familieleden gestorven na 12 december 2000 zal de uitkering in de successiebelasting vallen. En voor alle ontvangers geldt dat ook vermogensbelasting zal moeten worden betaald van rente - of andere opbrengsten.

Nu zullen die extra belastingen voor het lage uitkeringsbedrag van Het Gebaar geen rol spelen. Wanneer de uitkering echter 30.000 gulden of een hoger bedrag was geweest, zou wel degelijk rekening gehouden moeten worden met de fiscus.

Dit zijn de ervaringen van de joodse overlevenden en nabestaanden:
Volgens onderzoeker Aalders ... heeft de overheid er na de oorlog niet voor gekozen om één sterfdatum vast te stellen voor de omgekomen joden. Op basis van één datum had er over dit bedrag maar één keer belasting betaald hoeven worden.

In plaats daarvan werd geprobeerd van ieder individu de sterfdatum te bepalen, en werd er belasting geïnd op basis van iedere erfgenaam, ook als die erfgenaam was omgekomen en zelf dus niet heeft kunnen profiteren van de erfenis. Daardoor bleef er van de erfenis uiteindelijk aanzienlijk minder over.

Als in het onderzoek van Van Kemenade geen aandacht wordt besteed aan de financiële gevolgen van de keuze die de overheid maakte met betrekking tot de successierechten, dan komt het bedrag dat Aalders heeft berekend nog eens bovenop de 250 miljoen die Van Kemenade voorstelt.

Voorzitter E. Numann van het Centraal Joods Overleg (CJO) noemt het "verbijsterend" dat de wetgever in die tijd heeft gekozen voor deze 'oplossing'.

Nieuw waren de conclusies niet voor het CJO. R. Naftaniël, bestuurslid van het CJO en directeur van het Centrum Informatie en Documentatie over Israel (CIDI), deed zelf twee weken geleden ook onderzoek naar het bedrag dat de overheid aan successierechten heeft binnengekregen. Hij kwam op ongeveer hetzelfde bedrag uit als Aalders.

Naftaniël ontdekte een brief van een van de curatoren van de Duitse roofbank Liro, de joodse notaris E.Spier. Deze richtte zijn brief aan het ministerie van Financiën, waarin hij wees op het probleem van de successierechten. In een lezing in 1950, voor de Amsterdamse Kring van Notarissen, berekende Spier dat er, omgerekend naar de huidige waarde, zo'n vierhonderd miljoen gulden ten onrechte naar de overheidskas was gevloeid.

"Dat is de winst", zegt Naftaniël nu, "die de staat heeft geboekt op de moord op de joden." Hij wil nog niet reageren op uitgelekte conclusies uit het rapport van Van Kemenade. Naftaniël zegt wel dat hij de uitkomsten van zijn eigen onderzoek over de vierhonderd miljoen uiteraard naar voren zal brengen in gesprekken met de regering, na de presentatie van het rapport van Van Kemenade. Hij verrichtte dat onderzoek als voorbereiding op die presentatie. Naftaniël: "Als het waar is dat de commissie-Van Kemenade zelf geen berekening heeft gemaakt van dit bedrag, dan is dat treurig."

Bestuurslid H. Behrendt van het Verbond Belangenbehartigers Vervolgingsslachtoffers noemt Aalders[1] een 'gedegen en betrouwbare onderzoeker': "Dat hij zich vergist, zoals Van Kemenade gisteren in een reactie zei, kan ik me nauwelijks voorstellen. Als de berekening van Aalders juist is, moet de staat dat bedrag natuurlijk betalen. Wat je onrechtmatig hebt verkregen, moet terug.

Uit NRC 25-01-00


Overheid verdiende aan ellende holocaust

Lieftinck heeft wel erkend dat het fiscale gevolg in het geval van een uniforme datum "in menig opzicht anders zou zijn geweest", maar ook beweerd dat het fiscale aspect geen rol zou hebben gespeeld bij de keuzebepaling van de regering.

Maar opzettelijk of niet, de verwerping van de uniforme overlijdensdatum stelde de schatkist vele extra miljoenen aan successiegelden in het vooruitzicht. Het lijkt moeilijk vol te houden dat dit in overeenstemming was met het principe geen profijt te trekken uit de holocaust.


[1] Dr. G. Aalders is schrijver van het boek 'Roof. De ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog' en werkt aan een boek over het Nederlandse restitutiebeleid na 1945.