augustus 2002
Indisch Platform heeft tweedracht gezaaid

Vervolgingsslachtoffers de dupe


Waarom heeft de Nederlandse regering (Kabinet Kok II 1998-2002) de vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen gelijkgesteld met de mensen uit het voormalig Nederlandsch-Indië, die niet in de kampen hebben gezeten?

Dat is de vraag die van verschillende zijden op ons af komt naar aanleiding van onze berichtgeving op deze website. Het antwoord kan kort zijn: het Indisch Platform, waarmee de regering uitsluitend overleg pleegde, heeft dat bewerkstelligd en daardoor tweedracht gezaaid. Ik zal deze stelling hieronder verklaren.

Toen omstreeks eind jaren tachtig internationaal een beweging op gang kwam voor rechtsherstel en schadeloosstelling van vervolgingsslachtoffers van Japan in de bezette Aziatische gebieden, zijn ook in Nederland een aantal organisaties van ex-geïnterneerden/krijgsgevangenen opgericht. De bekendste is JES, Japanse Ereschulden. Maar er waren er meer. En dat waren niet alleen organisaties van vervolgingsslachtoffers. Om één overlegpartij te hebben werd daarom door de regering het Indisch Platform ingesteld, dat representatief zou zijn voor de verschillende groeperingen waaruit de Indische Gemeenschap bestaat, t.w. vervolgingsslachtoffers, gerepatriëerden, geevacuëerden en geïmmigreerden. Zoals het woord Platform aanduidt gaat het om een overlegorgaan, niet zijnde een rechtspersoon (stichting of vereniging), maar wel met het recht om namens alle groeperingen met de Nederlandse regering te overleggen en te beslissen.

Alhoewel er verschillende belangen waren, was voor alle groepen één aspect gelijk: de kille onthaal en de bepaald weinig zorgzame ontvangst in Nederland. Of, zoals de (oud)minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mevrouw Els Borst, op 12 december 2000 aan de Tweede Kamer schreef:

In Nederland vonden de repatrianten en immigranten een samenleving in wederopbouw, die weinig tijd en aandacht, laat staan begrip had voor hun ervaringen. Schaarse mogelijkheden voor huisvesting, gerichte hulp bij achterstanden op het gebied van het onderwijs en de arbeidsmarkt ontbraken. Het onbegrip en de vooroordelen bij vele Nederlanders over Nederlands-Indië, de Indische gemeenschap en het koloniale verleden in het algemeen, werden vaak als kwetsend ervaren. Al deze factoren hebben bijgedragen aan een gevoel van miskenning bij veel leden van de Indische gemeenschap. De regering erkent dat het leed van de oorlogsslachtoffers niet alleen met hun ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog te maken heeft, maar ook met de opvang in de Nederlandse samenleving na de Tweede Wereldoorlog

Tot zover de minister.

Bovendien wordt erkend dat [terugkijkend met de wetenschap en de ogen van nu, er te veel formalisme, bureaucratie en vooral kilte in het rechtsherstel is geweest]. De minister betuigde daarvoor namens de regering haar oprechte spijt en heeft haar verontschuldigingen aangeboden aan degenen, die toen hebben geleden, [zonder overigens verkeerde bedoelingen te veronderstellen bij degenen, die toen verantwoordelijk waren] (Kabinet Drees).

Vervolgens schrijft de minister: [Op grond van die vermoedelijke tekortkomingen in het Indisch rechtsherstel, in combinatie met verscheidene andere problemen, waarmee de vervolgingsslachtoffers [1] zich na de Japanse bezetting geconfronteerd zagen, met name de vijandige bejegening door de Indonesiërs die naar onafhankelijkheid streefden en de grenzen die de ontwikkelingen in de periode tot aan de soevereiniteitsoverdracht hebben gesteld (27 december 1949, LS) aan het rechtsherstel, acht de regering een gebaar op zijn plaats] .

Door het gebruik van het woord vervolgingsslachtoffers begaat de minister een grote vergissing, omdat ze de hele Indische gemeenschap over een kam scheert door iedereen vervolgingsslachtoffer te noemen (dat wordt met de hele Nederlandse bevolking immers ook niet gedaan). Of was het misschien toch haar bedoeling geweest om de groepen te scheiden ? De minister schrijft namelijk:

In een eerder overleg van de regering met het Indisch Platform in februari en maart 2000 is de mogelijkheid van individuele uitkeringen aan vervolgingsslachtoffers binnen de Indische gemeenschap besproken. Van de zijde van het Indisch Platform werd hierop aangegeven dat dit niet mogelijk is vanwege de door de Indische Gemeenschap gewenste gelijke behandeling van alle Nederlanders uit Nederlands-Indië. Het maken van een onderscheid tussen hen die wel of niet door de Japanse bezetter geïnterneerd waren, werd verworpen door het Indisch Platform

Tot zover de minister.


DE GEVOLGEN

In een eerder stuk heb ik een vergelijking gemaakt tussen de benadering en behandeling van de vervolgingsslachtoffers van de Nazi’s en die van het Keizerlijk Japan. Ook de slachtoffers van de Nazi’s hadden bij hun terugkeer te maken met onbegrip, formalisme, bureaucratie en een kille ontvangst. Maar hun rechtsherstel is - vanaf de jaren vijftig - duidelijk vele malen gunstiger uitgevallen dan voor de vervolgingsslachtoffers van de Japanse bezetter.

Het plotselinge vertrek naar de kampen, met over het algemeen alleen dat wat men kon dragen, is vooral vergelijkbaar met de Sinti/Roma, van wie alle materiële bezittingen ook zijn verdwenen zonder dat daar documenten van waren of een administratie van bijgehouden.

Het gevolg van het feit, dat het Indisch Platform geen scheiding wenste tussen de binnen - en buitenkampers is, dat er dus geen sprake is van vervolgingsslachtoffers. En dat heeft verregaande consequenties.

Behalve de niet-erkenning van het verlies van materiële goederen (van huisraad en persoonlijke bezittingen tot en met bedrijven, bedrijfsvoorraden, veestapels, grond, onroerend goed, enzovoorts, toe) gaat het met name om de gelden, die in de kampkassen en op de Yokohama Speciebank waren gestort (met kwitantie) voor de financiering van het onderhoud van de kampen, de eigen kost en inwoning en medische zorg. Dat was eigen vooroorlogse geld, dat moest worden ingewisseld tegen het waardeloze papiergeld, waarop stond: De Japansche Regeering betaalt aan toonder. En ook het geld dat volgens de Bijlage F [Kampgelden] bij de eindrapportage van de Commissie van Galen, werd betaald voor de gedwongen arbeid enerzijds en de ‘vrijwillige’ arbeid anderzijds ging in de kampkas of naar de Yokohama Specie Bank. Plus het geld dat tijdens de herhaalde huiszoekingen en fouilleringen in beslag werd genomen (zonder kwitantie, dus niet restitueerbaar).

In mijn artikel van 20 juli 2002 op deze website: Kost en inwoning voor eigen rekening had ik een globale berekening gemaakt van wat er is blijven hangen. Dat moet minstens 44 miljoen zijn geweest op basis van 50 cent per dag, nog afgezien van de verdiende en in beslag genomen centen. Ik was uitgegaan van 80.000 burger geïnterneerden, maar ik ontdekt nu dat de regeringsrapporteurs uitgaan van circa 100.000 personen. Bovendien heb ik een fout gemaakt, waardoor het totaalbedrag veel hoger is uitgekomen (excuses).Volgens mijn nieuwe berekening komt het totaal ingelegde kampgeld neer op 53.900.000 gulden. Voor de restitutie Kampgelden had het NI Gouvernement in 1946 f 1,9 miljoen gereserveerd. Van de hulpgelden is dank zij het Stikker/Yoshida Akkoord f 10 miljoen terugbetaald. Maar dat was hulpgeld van de Nederlandse regering. In feite is het door de vervolgingsslachtoffers zelf bijeengebrachte en/of gewerkte Kampgeld dus minimaal f 52 miljoen. Met de rente over 60 jaar komt dat neer op zo’n f 457.000.000. Dat is f 4.570 (€ 2.075) per burger vervolgingsslachtoffer, (exclusief de in beslaggenomen contanten en het verdiende geld voor dwangarbeid en wat de Jappen vrijwilligerswerk noemden).

Nu wil ik de situatie van de buitenkampers op geen enkele manier kleineren (in Nederland hebben ook vele buitenkampers verschrikkelijk geleden, vooral in de grote steden en in de gebieden, waar hevig werd gevochten voor de Bevrijding), maar voor de SVJ gaat het uitsluitend om binnenkampers. Vervolgingsslachtoffers dus, die in gesloten kampen en gevangenissen hebben gezeten.

Is het geld dat op de Yokohama Speciebank was gestort (en dat ongetwijfeld in Zwitserland terecht is gekomen) te achterhalen bij de huidige opvolgers van deze bank ? Volgens de commissie van Galen is dit niet het geval. De [huidige rechtspersonen (lees: Japanse banken) bleken bovendien huiverig om de door hen beheerde archieven ter beschikking te stellen van het onderzoek], schrijft de commissie. Dat kan ik mij voorstellen, want dan lopen ze het risico dat de 100.000 burger geïnterneerden uit het voormalig NI (of hun erfgenamen) in ieder geval hun (eigen) geld met rente op rente terugeisen. Volgens alle internationale conventies was het namelijk verboden om de gevangenen voor hun eigen onderhoud te laten betalen[2]. Dus dat hebben we nog te goed.
Het zou de Nederlandse regering sieren om bij de opvolgers van de Yokohama Speciebank de eis neer te leggen dat ze dit geroofde geld in ieder geval terugbetalen, net zoals de regering dat met succes gedaan heeft voor de joodse Nazi slachtoffers (de banken hebben na 2000 f 314 miljoen extra gerestitueerd).

Maar: Stel, dat de op de Yokohama Speciebank gestorte kampgelden en uitbetaalde lonen wel te achterhalen zouden zijn? Zou het Indisch Platform dan eisen, dat het geld niet alleen aan de rechtmatige en wettige erfgenamen zou worden uitbetaald, maar aan de [hele Indische gemeenschap]? Dat is namelijk wel het regelrechte gevolg van de weigering van het IP om een scheiding aan te brengen tussen de binnen - en buitenkampers. Binnenkampers bestaan dus niet. Ook niet voor de Nederlandse regering.

Zo heeft het Indisch Platform zélf een tweedeling tot stand gebracht, die tot schrijnende situaties leidt.

En het blijft een raadsel waarom belangenorganisaties als JES, waaraan de vervolgingsslachtoffers jarenlang contributie hebben betaald, de consequenties van hun aanvaarding van de voor de vervolgingsslachtoffers Jappenkampen uiterst nadelige positie, niet hebben (kunnen) overzien.

De joden hebben de bouw van de doorgangskampen Vught en Westerbork zelf gefinancierd en de commissie Scholten concludeert, dat dit [voor de Nederlandse regering toch een ondraaglijke gedachte moet zijn].

Wat dacht de Nederlandse regering van de vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen ?


1 augustus 2002
Lilian Sluijter
Lid Support Groep SVJ

[1] Conform de wet zijn vervolgingsslachtoffers mensen die in gesloten kampen of gevangenissen hebben gezeten.

[2] Daarvan is in ieder geval de Conventie van Den Haag (1907) door Japan mede ondertekend en in 1912 geratificeerd en de Conventie van Geneve 1928 ondertekend (van ratificatie had Japan onder dwang van de militairen afgezien in verband met de inval in China 1932).