december 2002
Communicatie tussen voormalig Minister Borst en het Indisch Platform spoorde niet.



Naar aanleiding van de brief van H. Young van de KJBB, Nijmegen 6-12-02, aan de Directeur van de NIOD, de volgende tekst van oud-minister Borst met betrekking tot het door het Indisch Platform afgedwongen [ breed en diepgaand historisch onderzoek ].
Uit de tekst van het NIOD (zie onderaan) blijkt duidelijk wat wij al hadden vermoed. De toezegging van Borst was duidelijk het bekende kluitje waarmee het IP zich in het riet heeft laten manoeuvreren. Het IP wilde alleen maar horen wat het heeft willen horen.


Minister drs E. Borst-Eilers aan de Tweede Kamer
Vergaderjaar 2000-2001, 25 839, nr 21

Breed Historisch Onderderzoek

Hoewel verondersteld mag worden dat in bestuurlijk juridische zin de inrichting van het rechtsherstel correct heeft plaatsgevonden, neemt dit niet weg dat er waarschijnlijk tekortkomingen in de uitvoering zijn opgetreden. De Commissie van Galen wijst op de opeenvolgende maatregelen van diverse overheden na 1945 op het gebied van geldcirculatie en deviezenbeheer, die voor particuliere tegoedhouders tot aanzienlijke problemen hebben geleid.

De Bevriezingsordonnantie, de krapgeldpolitiek en het deviezenregime waren vooral gericht op het herstel van macro-economische processen, waaraan de particuliere belangen ondergeschikt bleken. Een oordeel over het rechtsherstel inzake de Indische tegoeden valt echter moeilijk te geven, omdat weinig literatuur voorhanden is en veel belangrijke archiefbescheiden ontbreken. Zo is het archief over de Indische Raad voor het Rechtsherstel niet meer aanwezig. De Rapporten van de Commissie -Van Galen en de Technische Commissie Haalbaarheidsonderzoek Indische Tegoeden hebben volgens het Indisch Platform echter aangetoond dat verder onderzoek naar het rechtsherstel op institutioneel niveau ten dele mogelijk blijkt. Het Indisch Platform hecht belang aan een breed en diepgaand historisch onderzoek naar het institutionele beleid rond het Indisch rechtsherstel, waarin met name aandacht wordt besteed aan morele en financiële aspecten van het rechtsherstel. De regering acht het wenselijk breed historisch onderzoek te laten uitvoeren naar de sociale en economische gevolgen van de Japanse bezetting en de daarop volgende bersiap - en revolutietijd, alsmede het dekolonisatieproces voor de verschillende bevolkingsgroepen en regio’s. In dit onderzoek zal zoveel als mogelijk is rekening gehouden worden met de onderzoeksvragen van het Indisch Platform. Gezien de veelal hoge leeftijd van de meest betrokkenen, wordt er naar gestreefd de voor het Indisch Platform relevante vragen zo snel mogelijk beantwoord te krijgen.

De invulling van het gebaar

Het IP heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven een individuele bestemming van het gebaar te willen stellen, waarbij tevens sprake dient te zijn van de door de Indische gemeenschap gelijke behandeling van alle Nederlanders uit Nederlands Indië. Het gaat dan om individuele uitkeringen voor zowel diegenen die door de Japanse bezetter werden geïnterneerd als diegenen die buiten de kampen verbleven. In de brief van 27 september 2000 beargumenteert het IP het als volgt: << In dit verband wil het IP er bovendien op wijzen dat in het Rapport van de Commissie Achterstallige Betalingen van 29 december 1952 de positie van binnen - en buitenkampers gelijkwaardig wordt behandeld en heeft ook de heer F. Steijlen, de coördinator van de Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië [1] in zijn memo aan dat buitenkampers evenzeer als oorlogsslachtoffers beschouwd moeten worden als binnenkampers... Vanuit een sterke onderlinge solidariteit zal het IP dit standpunt eendrachtig naar haar achterban verhelderen en uitleggen >> Naar analogie van de uitwerking van de regeringsreactie ten aanzien van de Joodse gemeenschap en Roma en Sinti, wil het Indisch Platform een nader overeen te komen gedeelte van het uiteindelijke bedrag bestemmen voor collectieve doelen.

De regering heeft een gebaar willen maken naar de Indische gemeenschap voor de vermoedelijke tekortkomingen in het rechtsherstel en de grenzen die de ontwikkelingen in de periode tot aan de soevereiniteitsoverdracht hebben gesteld aan het rechtsherstel. Na afweging van de voorstellen van het Indisch Platform heeft de regering nader besloten een bedrag van f 350 miljoen beschikbaar te stellen, volledig te bestemmen voor individuele uitkeringen. Daarnaast wordt een bedrag van f 35 miljoen beschikbaar gesteld voor collectieve doelen in overleg met het Indisch Platform vast te stellen. Gedacht wordt aan met name projecten die liggen in de sfeer van educatie, welzijn en cultuur. De uitvoering zal plaatsvinden in een publiekrechtelijk kader.

Het IP wordt uitgenodigd met een voorstel te komen voor de afbakening van de doelgroep op voorwaarde dat het bedrag ten goede komt aan Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting in het voormalig Nederlands-Indië verbleven dan wel gedurende deze periode onvrijwillig elders geïnterneerd en/of tewerkgesteld waren.

De uitvoeringskosten komen ten laste van de Nederlandse Staat. Vanzelfsprekend wil de regering, indien dit door het IP op prijs wordt gesteld, behulpzaam zijn bij het opstellen en uitvoeren van een uitkeringsreglement.


De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
E. Borst-Eijlers


Van de subwebsite van het NIOD : Indië/Indonesië

Veel gestelde vragen FAQ:

V.: Kan ik op basis van dit onderzoek alsnog een financiële claim indienen bij de Nederlandse, Japanse of Indonesische overheid met betrekking tot persoonlijke en/of materiële verliezen, geleden ten tijde van de Japanse bezetting en de bersiap-periode ?

A.: Neen, het is niet mogelijk om op basis van dit onderzoek alsnog een financiële claim in te dienen bij de Nederlandse, Japanse of Indonesische overheid met betrekking tot persoonlijke en/of materiële verliezen geleden ten tijde van de Japanse bezetting en de bersiap-periode.

In het onderzoek naar ‘Schade en rechtsherstel’ zal een algemeen beeld van de financiële problematiek worden geschetst. Verder zal een indicatie van de aard van de oorlogsschade worden gegeven en het overheidsbeleid t.a.v. schade en rechtsherstel worden geanalyseerd.

Het onderzoek naar de backpay-kwestie richt zich op de financieel-economische en juridische aspecten van deze kwestie, maar zal ook aandacht besteden aan de mentaliteit van het bestuur en de nawerking van de oorlogsproblematiek in de gemeenschap van (Indische) Nederlanders uit Indië.

De problematiek van beide onderzoeken zal in een internationaal vergelijkend perspectief worden geplaatst.

--------------------------------------------------------------------------------

[1] Nederlands-Indië/Indonesië.’

De opdracht komt voort uit de materiële en immateriële doorwerking van het (Indische) oorlogsverleden in Nederland. Deze maatschappelijke achtergrond is de leidraad geweest bij de ontwikkeling van het programma.

Het onderzoek wil nieuwe inzichten verschaffen in de lotgevallen van de verschillende bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië/Indonesië tussen de jaren dertig en zestig van de twintigste eeuw. Een diepgaande analyse van de veranderingsprocessen tijdens deze periode is nodig voor een beter begrip van de gevolgen voor de betrokkenen. Tevens zal het onderzoek een vernieuwende bijdrage leveren aan de geschiedschrijving over Nederlands-Indië/Indonesië. In de derde plaats wil het een antwoord geven op vragen van de Indische gemeenschap, vooral omtrent aspecten van schade, rechtsherstel en de ‘backpay’-kwestie, die een direct uitvloeisel zijn van de gebeurtenissen in de archipel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie.

De keuze voor een ’brede’ benadering – in tijd, plaats en naar bevolkingsgroep – van het vraagstuk van de dekolonisatie heeft grote voordelen. De gebeurtenissen worden niet in isolement beschreven, maar over een langere termijn onderzocht en in een brede maatschappelijke context geplaatst. Het onderzoeksprogramma legt de nadruk op de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Indonesische archipel. Het richt zich op een aantal maatschappelijke terreinen waarin de afwikkeling van de Nederlandse koloniale heerschappij en de opkomende Indonesische samenleving hun sporen hebben achtergelaten: de economie en het bedrijfsleven, de materiële verliezen als gevolg van de oorlog, de discussies rond achterstallige salarissen (de zogenoemde ‘backpay’-kwestie), de balans tussen veiligheid en misdaad, en de stedelijke veranderingen in de Indonesische archipel.